Ronner Knip, 1821-1909
Henriette Ronner-Knip groeide op in een kunstenaarsgezin. Haar vader, J.A. Knip (1777-1847), stond bekend om zijn tekeningen van geiten, schapen, vogels en kikkers. Henriëtte kwam zo op jonge leeftijd in aanraking met de schilderkunst. Haar kunstenaarscarrière begon met het schilderen van het Brabantse boerenlandschappen en vee. Deze vroege werken zorgden ervoor dat ze de eerste vrouw was die als ‘werkend lid’ werd toegelaten tot het kunstenaarsgenootschap Arti et Amicitiae. Na haar huwelijk met Feico Ronner vestigde Henriëtte zich in Elsene bij Brussel. Ook hier werd ze snel geaccepteerd in de hogere kunstkringen en werd ze lid van de Cercle Artistique et Littéraire, de Société Libre des Beaux Arts en de Société Belge des Aquarellistes. Ze schilderde in deze tijd veel honden. De werken waren zo populair dat Ronner-Knip zelfs gevraagd om de schoothondjes van de koningin van België te portretteren. Henriëtte’s claim-to-fame waren haar kattenportretten. Ze specialiseerde zich in dit genre vanaf ongeveer 1870. De spelende katjes vonden gretig aftrek bij de gegoede burgerij. De wijze waarop Ronner-Knip de vacht van de beestjes wist weer te geven was levensecht. Onder invloed van het impressionisme werden haar composities steeds eenvoudiger: ze concentreerde zich meer op de katten zelf en gebruikte lichtere kleuren. Henriette Ronner-Knip schilderde haar kattenportretten met levende katten als modellen. Omdat deze beestjes natuurlijk niet stil bleven zitten, had ze een speciale vitrinekast in haar atelier staan, waar ze de katten in kon zetten. Ze kon de dieren zo observeren terwijl ze aan het schilderen was en dat katten konden zich in een beperkte ruimte toch vrij bewegen.
Kunstenaars Collectie (1 Afbeeldingen)