Leeuwen, H. van Leeuwen, Henk van Leeuwen geb 1890-1972
Henk van Leeuwen groeide op in een gezin met 8 kinderen. Al jong, op zijn 12e jaar begon hij actief te tekenen. Thuis tekende hij alles waar zijn oog op viel, zijn moeder zijn zusjes en zijn konijnen. Hij had een onbedwingbare aandrang tot tekenen. Toen hij aan zijn vader te kennen gaf verder te willen gaan met tekenen vond deze dat best, onder de voorwaarde dat Henk eerst een echt vak zou leren. Zo belandde hij op 14 jarige leeftijd als leerling bij een verversbaas, die alle ins en outs van het maken van verf kende. Hier werkte hij van \'s morgens vroeg tot \'s avonds laat en kreeg hij de fijne kneepjes van het verf maken onder de knie. Zo leerde hij de geheimen van verschillende kleuren en verfsoorten; de okers, de ombers, het loodwit, het zinkwit en de zwarten. Na een jaar kwam hij in de leer bij de landschapschilder A.J.J. van der Voo in Hek. Voor zijn lessen betaalde hij door de kennelhokken schoon te houden, in de tuin te werken en door s\'zaterdags een kip te slachten. In 1910 kwam Henk in contact met ene Jan van Erp, een jute handelaar uit Tilburg, die hem overhaalde naar Tilburg te komen om daar te studeren. Uiteindelijk kwam hier weinig van terecht. Wel kocht van Erp 12 doeken. Vol van dit succes vertelde Henk dit verhaal aan de plaatselijke touwslager Van der Lee. Deze besloot zijn plaatsgenoot financieel te steunen. In het zelfde jaar schrijft zijn vriend Jan aan Henk dat Jan Toorop het werk van Henk had gezien en zich hierover naast enkele opmerkingen, zeer lovend had uitgelaten. Tussen 1910 en 1920 maakte hij reizen naar Belgiƫ, Frankrijk en Italiƫ en raakt hij in contact met J.J. van Jole, Willem de zwart, Jongkind, Toorop, Konijenburg en anderen. In 1914 overlijdt zijn vader, waarna Henk naar Den Haag trekt en lessen volgt aan de Haagse academie. In 1919 treedt Henk in het huwelijk en in 1923 verhuist het paar naar Voorburg. In 1926 huurt hij een atelier in Parijs waar hij studeert aan de Academie Colaro en aan de Ecole Julian. Deze laatste heeft op zijn vorming de meeste invloed gehad. Hier kwam hij in aanraking met het luminisme. Zijn werk werd \"lichter\". Na zijn eerste expositie in kunsthandel \"\'t poortje\" in Den Haag volgen er in de loop der jaren velen. Hij exposeerde alleen (twee maal in zijn eigen Oudewater) of tezamen met anderen binnen een groepstentoonstelling. Zijn laatste grote tentoonstelling vond plaats in 1961 in het Panorama Mesdag in Den Haag. Hier kreeg hij zeer lovende kritieken. Zijn werk werd over de gehele wereld verkocht. Koningin Wilhelmina kocht er in de loop der jaren 3; in 1925 bij kunstzaal Kleykamp te Den Haag \"winter te Veur\". Later bij de zelfde kunsthandel kocht zij in 1933 en in 1935 nogmaals een werk van Henk van Leeuwen. Henk kwam regelmatig in Parijs waar hij veel contact had met een Hollandse vriend , die daar woonde; Theo van Essen, een zeer knap tekenaar. Als zij elkaar ontmoetten werd er veel getekend. Ook brieven, over en weer, waren altijd ruim voorzien van tekeningen. De brieven gingen vaak over de grote meesters en hun kleuren. Henk heeft enige tijd met Ben Viegers en Ype Wenning samengewerkt. Hij had ook vele leerlingen. Cor Noltee was zijn eerste leerling. Zodra er sneeuw was gevallen trok hij er met dikke wit-wollen handschoenen aan, met zijn schilderspullen, op uit. Vaak ging hij naar het nabijzijnde park, naar Broek bij de ophaalbruggetjes of naar de vliet. Al was het koud, hij voelde het niet. Bij thuiskomst zette hij zijn doek, al of niet af, in de huiskamer tegen de wand, om het nader te bekijken. In de oorlog schilderde hij door. Bij gebrek aan schilderslinnen gebruikte hij geprepareerde markiezen met strepen. Hij moest schilderen. Dolblij was hij met mooie houten paneeltjes. Soms moest hij zich echter behelpen met een stukje triplex of met karton. Hij was altijd met zijn werk bezig; ieder stukje papier, stukje krant of reclamefoldertje. Alles gebruikte hij, waar hij ook was. Vaak tekende hij zijn vrouw en kinderen. Hij had de juiste vrouw getroffen. Soms als ze ergens mee bezig was riep hij \"prachtig, blijf even staan\". Dat kon wel enige tijd duren, maar dat deed ze graag. Hij was een vakman. Hij zette een doek met dunne verf zo vlug mogelijk op. Vervolgens vulde hij de belangrijkste partijen met dikke verf in. Als laatste kwamen de lichtpuntjes er op en eigenlijk zag je dan al het schilderij voor je. Vervolgens werd het geheel uitgewerkt. Hij hield het levendig door met drie kleuren te beginnen en die niet helemaal egaal te mengen. Soms met bewust een ander kleurtje aan de kwast. bron; herinneringen van dochter Cobi
Kunstenaars Collectie (1 Afbeeldingen)