Leest, J. van der Leest, Jan van der Leest geb 1907-1971
Op veertienjarige leeftijd hield Jan van der Leest het niet meer uit in het gezin en liep hij weg. de relatie met zijn vader was dermate problematisch dat hij geen andere uitweg zag. Enkele jaren bracht hij zwervend door, maar begin twintiger jaren werd hij opgenomen in een opvoedingsgesticht in Hoenderlo. De liefde voor het (geschilderde) landschap had zich echter al eerder gevormd, na de verhuizing van het gezin van Rotterdam naar Millingen. Daar leerde Jan de landschapsschilder Jacob Hamel kennen. Bij hem was hij vaker te vinden dan Thuis, hij laafde zich als het ware aan het werk van Hamel en deze lafenis zou later de beslissende wending in zijn leven betekenen. In 1928 kwam Jan van der Leest naar Twente. Hij werd te werk gesteld bij een kweker in Buurse. Maar de ongedurige lastpost met het hart op de tong hield het nergens lang uit, ook hier niet. Hij kwam in de Enschedese textiel terecht en vond in de crisisjaren werk bij het graven van het Twenthekanaal. In 1940 verhuisde hij getrouwd en wel naar Hengelo, omdat hij bankwerker kon worden bij Stork. Ook dat beviel hem niet en eerst op dat moment, tegen zijn veertigste levensjaar, besloot hij de reguliere wereld vaarwel te zeggen om zich geheel te wijden aan de beeldene kunsten. Verwoed en gepassioneerd trachtte hij met vallen en opstaan en even zovele geschilderde resultaten daarvan de kunst onder de knie te krijgen. Te beginnen met het overschilderen van ansichtkaarten. Vervolgens kwam het werkelijke landschap aan de beurt in de wijde omgeving van Hengelo. Samen met Riemko Holtrop trok hij door de omgeving van Markelo. Van hem leerde hij het nodige, maar in wezen was de schilder Jan van der Leest autodidact, wiens formele opleiding beperkt bleef bij een kort uitstapje naar de AKI in Enschede. Tenslotte leek zijn schilderkunstige voorkeur toch uit te gaan naar meer dynamische taferelen, met name stations. Daaraan zal een reis met Theo Wolvekamp naar Parijs, waar Jan van der Leest zeer onder de indruk raakte van zulke impressionistische feesten van licht als het doek Gare St. Lazare (sic) van Monet niet vreemd zijn geweest. Hij maakte er talloze schetsen die hij terug in Hengelo uitwerkte tot schilderijen. Behalve een paar ongepaste maar joviale bon-vivant was hij soms te goed van vertrouwen. Mede daardoor ging nogal wat werk- en niet het slechtste- verloren, werd althans ontraceerbaar, zoals die ene keer dat hij een serie boeken uitleende voor een tentoonstelling in Zwitserland. Om de achterstand in te halen als veertigjarige werkte hij niet alleen als een bezetene, hij bleef ook even grillig in zijn werk als in zijn voorbije leven. Zijn atelier bevond zich op een flinke steenworp afstand van zijn huis, in het Hengelose havengebied, naast dat van Theo Wolvekamp en de beeldhouwer Fokko Remmers. In een paar uur kon hij een complete impressie op het doek zetten. Op andere momenten nam hij eindeloos de tijd om laag na laag op te brengen, en als het hem niet beviel af te krabben en opnieuw te beginnen. Met name in zijn spoorimpressies leverde deze laatste vorm van vrij worstelen met olieverf prachtige, rijpe doeken op. Maar in beide werkwijzen was zijn kleurgebruik sober en zijn voorkeur voor grijsblauwen, crémes en okers is onmiskenbaar. Zie boekwerk \"Zwerven met een schilderskist \".
Kunstenaars Collectie (1 Afbeeldingen)